[Dit is het vervolg op
Alderney (1)]
Mijn reis over de Kanaaleilanden is in elkaar gebreid door
Sunair. En zo weet ik dat ik vandaag 24 juli op Alderney een eilandtour krijg. Ik verwacht dan ook straks in een busje of touringcar te zullen stappen om met een groep anderen over het eiland getrokken te worden.
Vandaar dat ik overrompeld ben als een stevige vrouw van ongeveer mijn leeftijd, met lang grijs haar (dat heb ík dan weer niet) op me afkomt en vraagt of ik
Mr. Dezowietie ben. Inderdaad, van mijn achternaam kan een Engels sprekend persoon alleen een fonetische weergave maken, zodat ik meestal meteen meld dat ik gelukkig een heel Engelse voornaam heb. Bij het horen van
Martin klaart hun gezicht dan wonderwel op!
Ze (ik zal haar Claire noemen, haar naam is me ontschoten) ging me voor naar een kleine landrover waarna ik aan de linkerkant mocht instappen. "Vandaag ben ik je gids", legde ze me uit, "is er iets bijzonders dat je wilt zien?" Overvallen door deze luxe behandeling weet ik niets anders te berde te brengen dan: "doe maar, begin maar!" Het eiland ligt klaar om door mij opgeraapt te worden!
|
Alderney op Google Maps, een heel fraaie eilandfoto |
Over onverharde wegen rammelen we naar de westkust van het eiland. Onderweg komen we geen levende ziel tegen. Dan, na over het dak van een ingegraven Duitse bunker gelopen te hebben staan we voor een adembenemend uitzicht: twee rotseilandjes,
Les Etacs geheten.
Je zou verwachten dat hier drommen toeristen bijeen kleven, maar we zijn vrijwel alleen. Op een klif 50 meter verderop ontwaar ik slechts twee oudere potige vogelaarsters (lesbische vrijsters?) die met reuzenkijkers angstwekkend op de rand van een afgrond balanceren. Op
Les Etacs broeden namelijk zo'n 6000 jan-van-gent paartjes en alleen al het geluid van deze vogels is zeer indrukwekkend. (Als je in het plaatje klikt zie je dat het wit niet alleen bestaat uit uitwerpselen maar ook uit vogels.)
Claire leent me haar verrekijker; jammer dat de wind aflandig is, anders had de geur van de vogelshit mijn neus kunnen bereiken.
Terwijl we terug lopen naar de
landrover voel ik me opeens een soort Boudewijn Büch. Ik stel allerlei vragen waarop ze uitvoerig antwoord geeft. Behalve gids is Claire ook taxi-chauffeur, maar haar eigenlijke baan is onderwijzers aan de plaatselijke lagere school. Iedereen heeft hier minimaal twee baantjes, zo gaat dat op eilandjes.
We rijden verder de westelijke en noordelijke kustwegen over. Claire woont al heel lang op Alderney. "Ken je alle mensen op het eiland?" vraag ik. "Inderdaad, misschien niet iedereen persoonlijk, maar globaal gesproken wel." Ik verneem ook dat het eiland een soort verzamelplek is geworden van vrijbuiters, zoals zeezeilers die gestopt zijn met over de wereld reizen en hier een rustig interessant plekje aan de wal hebben gevonden. Of mensen die zich om andere redenen niet graag willen aanpassen aan de hectische samenleving met al haar wetten en regeltjes... Zo kun je hier nog wel roken in een café want de paar wetshandhavers op dit eiland hebben wel wat anders te doen, ze zijn namelijk ook nog timmerman of hebben een winkel. En hebben daarnaast geen zin in ruzie met hun buren.
Terwijl we op de hoofdstad
St. Anne aan rijden (de meeste plaats- en straatnamen zijn hier Frans) vraag ik of alcohol hier (of ook, net als op de andere eilanden) een probleem is. Tja, er wordt hier flink gezopen. Zo heeft de jeugd bezit genomen van een aantal bunkers waar ze hun eigen feestjes organiseren, ver weg van de bewoning. Ik moet opeens aan Urk denken en aan zuipketen.
Onderweg komen we ergens drie jongens tegen, jaar of 15-17 zo te zien, die naast hun auto (15 jaar, auto rijden?) bezig zijn een grote stapel te maken van houten pallets. "Die hebben vanavond hier hun
bonfire," legt Claire uit, "wat moeten ze anders?" De jochies kijken een beetje schuldig -- niet naar mij denk ik, maar wel naar hun
teacher.
Zo vordert onze tocht met gesprekken over het sociale leven op Alderney. Miljonairs maar ook minder vermogenden hebben oude forten en verdedigingswerken opgekocht om er iets toeristisch te beginnen of om er gewoon te wonen in de zomer. Maar de staat (Alderney valt onder de bailiwick - baljuwschap - van Guernsey) heeft juist deze maand strengere belastingregels voorgesteld en nu ligt alles op z'n gat. Voorheen mocht je hier 180 dagen per jaar verblijven zonder belasting te hoeven betalen, maar nu moet je als je meer dan 91 dagen per jaar op het Alderney wilt verblijven opeens 25.000 pond
tax betalen, zo'n € 30.000!
Er zijn ook mensen die ooit voor weinig geld een bunker hebben gekocht om er in de zomer te wonen. We komen langs één er van en ik herken het meisje met de paardenstaart dat voor me zat in het vliegtuig (zie de foto in de vorige blog over Alderney) bezig bagage uit te laden. De sombere stemming is van hun gezichten af te lezen.
Ik was slechts één dag op Alderney en had gedacht het in één of twee blogjes te kunnen beschrijven maar dat gaat niet lukken. Misschien moet ik minder uitvoerig zijn. Maar bovenal overvalt me de twijfel over het nut van mijn geschrijf: op internet besteden mensen nooit meer dan 31 seconden aan een pagina. Hoe snel je ook leest, 31 seconden is niet genoeg om het voorgaande gelezen te kunnen hebben.
Wat Alderney betreft: het komt er op neer dat er een deel 3 moet komen, alleen zal ik nu geen datum beloven.
Just check and see.