donderdag 30 april 2009

Koninginnedag

Voor mij is Koninginnedag altijd een dag om te naar uit te kijken. En wel hierom: het is een vrije dag, zomaar kado!
Een dag om lekker te rommelen in mijn biep. Om planken af te stoffen, boeken te hergroeperen, nieuwe dingen te bedenken om mijn boekenbezit nog perfecter te organiseren en zo verder.

De "eenling" of "zonderling", die "door waanzin gedreven", tot de daad kwam die we inmiddels allemaal op TV of internet hebben gezien, heeft me net als iedereen geschokt: dat je zó verblind recht op mensen in kunt rijden is inderdaad onvoorstelbaar.

Maar wat me bijzonder opvalt en eigenlijk buitengewoon irriteert in de mediaverslaggeving is het feit dat de dader consequent wordt voorgesteld als een "eenling" of "zonderling" omdat het iemand was die weinig contact had met andere mensen uit zijn omgeving.
En dan vraag ik me af: wat is daar überhaupt mis mee? Is het feit dat je niet houdt van barbekjoewen met je (schoon)familie of buren raar? Dat je liever alleen bent dan samen? En dat je geen partner en/of kinderen hebt, maakt je dat dan meteen tot een suspect person bij de inlichtingendiensten? Als Karst T. in een nieuwbouwwijk gewoond had, bij voorbeeld met een vrouw en een kind, hoe zouden de kranten er dan wel over geschreven hebben?

Aan welke voorwaarden moet ik eigenlijk voldoen om te worden geaccepteerd door de samenleving? Ik hou namelijk niet zo van barbeknoeien, ik ga feestjes en andere bijeenkomsten met (veel) mensen uit de weg om me daarentegen met overgave te storten op prachtige boeken.... Dat is niet alleen genieten, maar ook nog leerzaam en goed voor je geest.

donderdag 23 april 2009

Bij de dood van Martin Bril

Potverdomme! Rond zes uur vanochtend hoorde ik op Radio 1 dat Martin Bril gisteren overleden is. Ik dacht eerst dat ik het niet goed gehoord had, omdat juist bekend was geworden dat hij de Bob den Uyl prijs had gewonnen voor De kleine keizer, zijn boek over Napoleon.
Maar het was wél waar.

Negenenveertig jaar jong. Ik ben minder dan twee jaar na hem geboren. Heb weliswaar niet zó heftig als hij geleefd (mijn eigen cocaïne-periode als twintigjarige duurde bij voorbeeld maar één zomer lang) maar toch: de schrik sloeg mij om het hart. Dat het leven zo meedogenloos kan zijn. Of je nu beroemd en gevierd bent (zoals Bril) of slechts doormoddert in de periferie van het web (zoals ik): de man met de zeis kan zomaar genadeloos toeslaan.

Het is zinloos om hier uitgebreid te vertellen hoe goed ik z'n columns vond en zijn boek over Nap. Elders op het web kun je daar veel meer van lezen. (Op het moment dat ik dit schrijf zijn er ruim 7800 reacties gepubliceerd bij de Volkskrant.)

In mijn boekenkasten is één minuscuul spoortje inkt van mijn naamgenoot Bril te vinden. Eens bezat Martin Bril namelijk het boek Rock & Roll van Boudewijn Büch. (Dat hij dit boek bezat is niet toevallig, want hij schreef zelf ook veel over popmuziek.) Om redenen die ik niet ken heeft Bril het boek ooit verkocht en via via is het in mijn bezit gekomen.

Voorin het boek schreef Martin Bril in zwarte inkt zijn naam:


In de fraaie Vinexwijk waar ik woon gaat de zon nu onder. Door de dood van Martin Bril blijf ik zitten met het gevoel dat ik ergens van beroofd ben. Ik kan alleen nog niet zeggen waarvan. Ik moet het antwoord schuldig blijven.

Maar kut is het wel, en dat zo kort na rokjesdag.

dinsdag 7 april 2009

De bushaltepoes

Vier keer in de week sta ik 's morgens rond 06:37 bij de bushalte Fioringras in Zwolle te wachten op de bus van 06:43. Daarbij krijg ik altijd gezelschap van enkele andere medereizigers die eveneens het ongelukkige lot hebben getroffen om zo vroeg in de morgen van huis te moeten gaan.
De laatste tijd werd dit kluitje mensen vaak verrast door de aanwezigheid van een zwart/witte poes. Die kwam dan langs de benen van de wachtenden strijken, her en der kopjes gevend. En wanneer ik dan op het bankje zat kwam hij weleens bijna op schoot: zijn pootjes krabbelden tegen de bovenkant van het stalen bankje en bushaltepoes leek te overwegen: zal ik wel of niet op de schoot van dat onbekende baasje springen? Ik moedigde hem natuurlijk aan het te doen, maar meestal deed hij het niet. Aaitjes over zijn kopje waren mijn dank voor zijn ochtendliefde.

Toen ik vanmorgen bij de halte aan kwam lopen zag ik hem liggen, languit op zijn rechterzij. Dat hij het was wist ik meteen. Even dacht ik: gekke plek om te gaan liggen, hij hoort om de halte heen te struinen, maar in dezelfde seconde wist ik het al -- hij is dood. Voorzichtig naderde ik hem. Gek trouwens dat er nog helemaal geen andere reizigers waren. De kat bewoog inderdaad nog steeds niet. Ik keek naar zijn koppie: geen beschadiging te zien, niet aan zijn kop, ook niet aan zijn flanken. Hij lag daar gewoon, op zijn zij, een beetje in een foetushouding. Wat er om ging in mijn eigen kop is moeilijk te zeggen. Vragen waren het, denk ik, veel vragen.

Nog enkele minuten en de bus zou komen. Ik keek vanuit mijn veilige bushokje naar de poes die onlangs nog blaakte van levenslust en nu levenloos op de koude harde stoep lag, een doodordinair trottoir in een vinexwijk. Er moest iets. Ik belde met mijn mobiele telefoon de dierenambulance om het dode dier te melden en een zeer slaperige stem aan de andere kant van de lijn beloofde de poes te komen ophalen.
Maar zó kon het niet, niet hier op deze stoep.

Ik zette mijn tas neer en ging naar hem toe. Voorzichtig schoof ik mijn handen onder het lijfje. Hij voelde koel aan maar vooral slap: het lichaam boog door onder mijn handen. Dit verbaasde mij. De rigor mortis was dus nog niet ingetreden, wat moest betekenen dat de poes nog maar zeer kort dood was. Ik dacht: ik kan jou toch niet hier op de stenen laten liggen, zo vlak langs de rand van de weg? Zachtjes legde ik het beestje in het gras, terwijl ik opkomende tranen tegenhield. Zo was het beter. Lief dier.

Er kwamen geen medereizigers bij vanochtend, wat een unicum is -- normaal is dit een heel drukke instaphalte.
Is het feit dat ik de enige reiziger was vanmorgen, zo vraag ik me af, omdat het lot heeft gewild dat er rondom het overlijden van de bushaltepoes vooral geen gedoe en geen beschamende blikken zou moeten zijn? Bij voorbeeld door mensen die iets zouden constateren zonder iets te doen? Zoals om een dode kat heenlopen en dan de weg te vervolgen? Ik weet het niet.

Er lag een grijze waas over mijn dag vandaag. En ik, sentimentele ouwe gek als ik ben, zit te huilen om een dode poes. Maar ik hoop dat hij (zij?) nu in de kattenhemel zit en me tevreden toeknikt: ja, dat gras lag toch wel lekkerder dan die stoeptegels, bedankt!

---------------------------------------------------


Postscriptum: deze foto heb ik vanavond om zes uur gemaakt toen ik bij dezelfde halte weer uitstapte.
De poes was natuurlijk weg. Met een rood potloodje heb ik in deze foto de plek aangeduid waar de bushaltepoes lag. Eén meter naar rechts heb ik hem in het zachte gras gelegd.