zondag 8 augustus 2010

Alderney (1)

Zaterdagochtend 24 juli in de vroege ochtend vlieg ik met een Fokker 40 van Jersey naar Guernsey. In het maar half gevulde vliegtuig, dat plaats biedt aan maximaal 48 passagiers, zit ik naast een man die door zijn onderuitgezakte en in teruggetrokken houding de indruk wekt dit tochtje wel vaker te maken. Op één of andere manier fascineert hij mij. Ik weet dan nog niet dat ik hem een paar dagen later zal tegenkomen in de bar van mijn hotel op Guernsey waar ik kennis zal maken met hem en een paar van zijn vrienden en iets zal opsnuiven van de wereld van onbekommerd levende miljonairs, mavericks (vrijbuiters).
Van Guernsey vertrek ik even later naar het eiland Alderney, het meest noordelijke van de Kanaaleilanden en het enige dat daadwerkelijk in het Kanaal ligt.


Ik vlieg met een Trislander, een driemotorig propellervliegtuig dat zó uit een strip van Kuifje lijkt te zijn weggevlogen. Er kunnen 15 passagiers mee. Het interieur en comfort van het vliegtuig doet nog het meest denken aan een lelijke eend: dezelfde opklapbankjes, met gepikkelde stof bekleed, plastic raampjes (waarbij die van de piloot net als bij de 2CV kan opklappen) en een beenruimte waarbij je knieën pijnlijk in de zitting van je voorganger priemen.



Er is geen afscheiding tussen de piloot/copiloot en de passagiers zodat je op het instrumentenbord mee kan kijken. Met een snelheid van 250 km/u vliegen we op zo'n 800 voet (270 meter) hoogte in 14 minuten naar Alderney (spreek uit: Óldernie). Het lawaai van de motoren maakt een gesprek zo goed als onmogelijk, maar dat geeft niets want ik geniet volop van deze aviatische ervaring!
Maar daar ligt Alderney al: 4,8 km lang en 2,4 km breed, thuis voor 2.400 inwoners.


De Trislander is gemaakt om op grasland te kunnen landen, maar er is een betonnen landingsbaan op het eiland dus het schokken valt wel mee. Het vliegtuig heeft een stuk of drie deuren aan de zijkant waardoor je kunt uitstappen. Eerst de passagiers vóór je, dan wordt hun lege bankje naar voren geklapt en kan jij. Naast mij zit een corpulente, hevig zwetende en naar adem happende man van een jaar of vijftig. Terwijl hij probeert zijn lichaam uit het krappe toestel te wurmen verlaat een zacht knetterende en duidelijk 'natte' wind zijn lichaam. Zowel de jongen op het platform (die een trapje voor hem heeft neergezet en aan zijn arm sjort om hem er uit te krijgen) als ik doen net of we niets merken. Even later volgt een tweede wind, nog natter zo te horen.....



Het luchthavengebouw van Alderney is ongeveer zo groot als mijn woonkamer en keuken samen. Hierin bevinden zich zowel de vertrek- als aankomstbalie, een belastingvrij inkopen gedeelte (?), een paar tafeltjes en stoeltjes en een rekje met toeristische artikelen waaruit ik één boekje koop. Ik voel me onmiddellijk thuis op dit eiland, waar iedere vorm van formaliteit lijkt te zijn verbannen en iedereen elkaar lijkt te kennen.

In het voorportaaltje (de uit- en ingang zogezegd) stuit ik onverwacht op de eilandbibliotheek: twee smalle kastjes met boeken waaruit je zonder plichtplegingen boeken kunt meenemen of er zelf iets in kunt terug zetten. Een warm gevoel trekt door mijn lichaam, een soort tederheid bijna...


Nogal raadselachtig achteraf vind ik de kartonnen doos, links op de voorgrond van de foto, die gevuld lijkt met knotten wol, naalden en onafgemaakt breiwerk. Zou dit hier neergezet zijn voor het geval het onstuimige weer het onmogelijk maakt om te vliegen? Zodat je een stukje verder kan breien aan een sjaal of sok voor een eenzame eilandbewoner zonder geld?

Met een opgewonden gevoel over de mogelijke verrassingen die me nog te wachten staan verlaat ik het luchthavengebouw en rook een sigaret. Vanuit mijn ooghoek zie ik een dame op me af komen lopen. Wat wil ze?

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: