donderdag 10 november 2005

Reflecties over een koloniaal museum

Zaterdag was voor mij eindelijk hét moment aangebroken: een bezoek aan het voormalige koloniaal museum in Tervuren, even buiten Brussel. Dit megalomane project dankt zijn onstaan aan een tijdelijke tentoonstelling die in 1897 haar deuren opende als koloniaal luik van de Wereldtentoonstelling in Brussel. De drijvende kracht achter dit initiatief was koning Leopold II die in 1885 vorst-soeverein werd van de door hemzelf opgerichte Congo-Vrijstaat. De koloniale tentoonstelling groeide uit tot een uitstalraam voor 'zijn' Congo en moest meer interesse opwekken voor dit land bij de Belgische bevolking. Om hieraan onderdak te bieden liet Leopold een zogenaamd Koloniënpaleis optrekken, dat door meer dan een miljoen nieuwsgierigen werd bezocht. Een speciale laan van Brussel-centrum naar dit paleis, 15 kilometer lang en met een speciaal aangelegde tramlijn, is heden ten dage nog steeds in gebruik.
Leopold II is in de ogen van ons in 2005 een brutale kolonisator. Het duurde tot 1960 voordat Congo onafhankelijk werd maar tot op de dag van vandaag zijn grote delen van het Museum nog in de staat te zien zoals het ontworpen was. Daarom: levensgrote vitrines met opgezette dieren, tot aan apen, olifanten en giraffen toe, en displays met zorgvuldig verzamelde vlinders en insecten.
Zoals aan heel veel andere dingen in België te zien is, is ook wat dit betreft de tijd een jaar of tien, twintig stil blijven staan. Een museum als in Tervuren zou in Nederland niet meer kunnen bestaan, want hier heeft het onuitroeibare virus van de politieke correctheid al lang compleet toegeslagen. Naar mijn mening (en ik mag me hierbij verheugen in de postume steun van Boudewijn Büch) hoort een museum een momentopname van de geschiedenis te zijn of hoort het de geschiedenis vast leggen. Sec. Punt uit. Het past niet om de huidige opvattingen over wetenschap en historie op te dringen aan de toeschouwer door bepaalde zaken uit het verleden te verzwijgen of te relativeren door goed bedoelde opvattingen van nu er naast te zetten. Dat moet de goed-geïnformeerde 21e eeuwse mens zelf maar doen, dunkt me.
Het begin van het verval van het museum is inmiddels wel ingezet. In modern missie-gelul kondigt directeur Guido Greyseels veranderingen aan die me doen vrezen voor het behoud van de oorspronkelijke en zeer leerzame opzet van het museum. (Zie de brochure van het museum "Koninklijk museum voor Midden-Afrika", uitgave 2003, waaraan ik feitelijke informatie voor dit stukje heb ontleend.)
Ik heb genoten en veel geleerd. Dat België in Congo vreselijk heeft huisgehouden wist ik al -- ik heb Gangreen van Jef Geeraerts gelezen, een boek (2 delen) dat ik iedereen met een sterke maag kan aanbevelen. (Heeft iemand van de lezers van deze blog dit gelezen? Ik ben benieuwd wat je er van vond!) Het fraaie boekwerk Het geheugen van Kongo, de koloniale tijd (gekocht in het museum) verschaft moderne en nauwkeurige reflectie over de Belgische koloniale geschiedenis en is dan ook aan te raden als historisch kader voor een museumbezoek aan Tervuren.
Hieronder enkele foto's met een regeltje tekst ter verduidelijking.

Metersgrote vitrinies met echte opgezette beesten...

Een olifant volgens de opvattingen van 1900, met een vogel op zijn rug...

Tientallen displays met vlinders, insecten, vissen en alles wat in die vreemde Afrikaanse natuur werd aangetroffen door missionarisen en kolonisators... Om aan te tonen hoe ver dit ging hieronder een detail-opname van bovenstaand beeld waaruit blijkt hoe nauwkeurig alle vondsten werden geregistreerd. Vanaf het begin heeft het museum overigens een wetenschappelijke doelstelling.

Tot slot: hoogtepunt mijner hoogtepunten was het oog in oog staan met een Coelacanth. Omdat ik dit niet in een paar woorden kan afraffelen, bewaar ik de Vis voor een volgende blog... als ik er aan toe kom, want er is zoveel over te vertellen. Alleen een fotootje als voorloper, dat moet kunnen:



2 opmerkingen:

Rick zei

Hallo Boekengek

Het lijkt me echt geweldig om een keer naar dit museum te gaan. Het lijkt me, zoals je zelf ook aangeeft, een unieke manier van tentoonstellen. Enkele dagen geleden nog zag ik de DVD van Boudewijn Büch over het museum en ik werd meteen weer een stuk enthousiaster om erheen te gaan.
Wat betreft de insectencollectie, ik mis de namen! Ik heb geleerd dat op het bijgevoegde etiket vindplaats, datum, verzamelaar én wetenschappelijk naam moet staan. Bovendien zie ik, wat ik zo kan zien (ik ben geen expert), tussen de snuitkevers een aantal mestkevers (47) en boktorren (56). Stond er nog iets bij van de manier van ordenen? Als je daar al op hebt gelet.

Groeten Rick

ps ben benieuwd naar je stuk over de coelacanth

boekengek zei

hoi Rick,
nee, niet opgelet. Mijn vrouw stond aan mijn arm te sleuren -- en er was ZOVEEL te zien dat de moed me in de schoenen zonk. Overigens bezit het museum, schrik niet, meer dan 10.000.000 specimens waaronder 6 miljoen insecten (wat zullen de soldaten geplaagd zijn), 600.000 vissen, 180.000 etnografica en meer dan 500.000 films en foto's. Daar is Leiden (Naturalis en RVM) volgens mij niets bij.